8 juli 2013,
Op weg naar Glacier National Park.
Deze camping is wel heel
keurig; toen we ons melden werden we met een golfkarretje naar onze plaats
begeleid. Koa campings zijn niet de goedkoopste maar de sanitaire voorzieningen
zijn prima, en vaak is er wifi. Geen storingen en we konden de foto’s van ons
blog goed uploaden en doorsturen. Op andere campings hebben we dat wel eens
anders meegemaakt. De camping ligt aan de 200 Irvine Flats Rd, Polson, Mt 59860
koa.com/campgrounds/polson. Als de
camping zo netjes is dan zijn de gasten dat zeker ook, we hebben met
bewondering staan kijken naar iemand die met een waterpas zijn pick-up met
camper recht zette. Minstens 10 minuten was hij hier mee bezig, tot ons
vermaak. Vanmorgen vroeg werden we gewekt door onweer. We hebben uitzicht op
het meer, Flathead Lake, dus dat was heel mooi om te zien. Een dikke regenbui
er achteraan en klaar was het weer. Na het ontbijt scheen de zon alweer. Onze
camper was ook aardig stoffig geworden dus die is er ook van opgeknapt. We gaan
eerst kijken bij de Kerr-dam.
Kerr Dam |
De Kerr Dam werd ontworpen voor het opwekken van elektriciteit. Het
meer dat door de dam werd gevormd dient ook voor recreatief gebruik. De dam is
genoemd naar Frank Kerr, voorzitter van de Montana Power Company op het moment
dat de dam in 1938 werd voltooid. De dam is 205 ft hoog en heeft een lengte van
541 ft. Op het hoogtepunt van de bouw waren er 1000 arbeiders bezig met de bouw
van de dam.
In 1930 begon de bouw van de
dam door Rocky Mountain Power. Een jaar later in 1931 werd gestopt met de bouw
door gebrek aan geld als gevolg van de Grote Depressie. In 1936 werd weer
begonnen met de bouw en deze werd voltooid in 1938. De centrale bestaat uit
drie turbines die water krijgen uit drie verschillende sluispoorten die 1700
feet stroomopwaarts liggen. Er wordt genoeg energie opgewekt voor 125.000
huishoudens.
De dam en het meer zijn
aangelegd op grond van indianen, de Salish en Kootenai tribes.
Hiervoor zijn ze
gecompenseerd en jaarlijks krijgen ze een vergoeding. Dit is nu een van de
inkomsten bronnen van de stammen.
Op de camping zagen we een
folder van deze dam en het is hier vlakbij. Het laatste stukje weer over een
onverharde weg, dus hobbelt het weer lekker. Bij de afslag naar de dirt road
staat een bord; Recreation Area No Shooting. Dat is weer een hele geruststelling.
Dan onze ochtendgymnastiek, 150 treden naar beneden en ook weer omhoog. Zeker
de moeite waard, het is een grote dam gebouwd in 1938. Indrukwekkend om te zien
hoe ze de energie opwekken.
Je kan niet echt dicht bij de
dam komen maar daardoor heb je wel een mooi zicht op het geheel. Ondanks dat we
een groot aantal treden naar beneden zijn gelopen sta je nog redelijk hoog
boven de dam. Aan de ene kant de dam met daarachter het stuwmeer, Polson Bay
noemen ze het. Aan de andere kant een rivier waarin het water wegloopt. Onder
aan de dam zitten 3 grote buizen waardoor het water naar de turbines stroomt om
elektriciteit op te wekken. Ook dat water wordt via de rivier afgevoerd. Als
het water in het stuwmeer te hoog wordt doen ze een aantal schuifdeuren in de
dam omhoog en stroomt ook dit water in de rivier. Door het smelt- en regenwater
staat het water in het stuwmeer hoog. Veel water stroomt met geweld door de
gaten met veel stuif water. Een mooi gezicht en in het opstuivende water zien
we de regenboog. Na een tijdje gaan we weer terug, 150 treden op en dan weer
met de camper terug naar Polson.
Op de weg naar Glacier halen
we nog wat levensmiddelen want waar we naar toe gaan daar zullen niet veel
winkels zijn. Dus shoppen in een Safeway en nu hebben we wel een klanten kaart.
Dat scheelt aanmerkelijk. De korting die je hebt gekregen staat op de bon dus
weet je waar het om gaat. In de winkel kun je ook koffie krijgen. Een large,
die we delen en daar meer dan genoeg aan hebben. Ook hiervoor gebruiken we de
kortingskaart. This is nice shopping. We besluiten de ander kant, de east site,
van Flathead Lake te rijden. Mooie route
op de kruisjes na die in de berm staan. Deze kruisjes zagen we ook al langs de
wegen in Idaho. Nu we hier rijden zien we ze weer. Ze staan er als aandenken aan
iemand die verongelukt is. Soms 1 maar soms ook 2 of 3 bij elkaar. We raken de
tel kwijt en kunnen ons niet voorstellen dat er zoveel dodelijke ongelukken
zijn gebeurd. Wij vinden de weg helemaal niet gevaarlijk. Niet veel bochten en
als die er wel zijn, zijn ze voor ons begrip niet gevaarlijk. Af en toen zien
we het meer maar ook veel boomgaarden.
Hier worden veel kersen
verbouwd, hele percelen met kersenbomen rijden we voorbij. Ook zijn er
kraampjes langs de weg waar je ze kunt kopen. Alleen zijn we nog wat te vroeg
we ze zijn nog niet open. Hier hadden we helemaal geen kersenboomgaarden
verwacht. Mooie glooiende hevels met rijen en rijen kersenbomen. Het rijdt
rustig en op het eind komen we door het plaatsje Bigfork. Rustig plaatsje met
veel watersporttoerisme. Op een gegeven moment komen we langs een heel puntig
gebouw. Zal vroeger wel een soort installatie zijn geweest voor iets. Volgens
ons is het nu een woning want er voor staan een paar brieven bussen. Vreemd
gebouw en geen idee waar het voor gediend heeft. Dan op weg richting Kalispell. Aan weerskanten van de
weg allemaal weilanden. Sommige gemaaid andere nog mooi groen en op sommige gedeeltes
liggen rollen met hooi. Langs de weg staan palen voor stroomdraden.
Bij ons zitten die veel
ondergronds maar hier nog niet. Op sommige palen zitten adelaarsnesten. Zal wel
van visarenden zijn die leven van de vis uit Fleathead Lake. Helaas zien we
geen arenden of jongen op de nesten zitten en als we als iets zien zijn we vaak
net te laat. Er is niet veel kans te stoppen. Jammer. Kalispell is een grote
plaats. Zoals met alle Amerikaanse steden veel schreeuwerige reclame langs de
wegen en eet tent na eet tent. Het is een grote plaats. Wat ons ook opvalt is
de er heel veel bedrijven zijn die campers verkopen. De een na de ander. De
volgende grote plaats waar we naar toe rijden is Columbia Falls. Veel kleiner dan Kalispell en
dit komt veel vriendelijke over.
Columbia Falls |
We rijden op de 2 east
richting West Glacier. De Rocky Mountains komen steeds dichterbij en worden
steeds groter. Het gaat prima, mooie ruime wegen en halverwege de dag zijn we
al in West Glacier. We kijken bij het informatiecentrum maar dat blijkt niet
van Glacier NP te zijn maar van het Canadese gedeelte, Waterton Lakes National
Park of Canada. Dit park en Glacier NP liggen tegen elkaar aan en beide landen
werken hierin samen. Een prachtig informatie centrum waar ze wintersport ook
promoten. We hebben al diverse Amerikaanse informatie centra van Nationale
Parken gezien maar hier kunnen de Amerikanen nog wat van leren. Het is mooi
weer en we willen niet lang binnen blijven. Trouwens het is tijd voor een hapje
en we rijden de camper achter het informatie centrum in een hoekje. Heerlijk
uit de wind zetten we onze tuinstoeltjes klaar, maken een soepje en broodje en
genieten. Vlakbij is de verzamelplaats van de rafters. De bussen rijden af en
aan. Vaak met een aanhanger die helemaal afgeladen is met rubber boten. Het is
daar een gezellige drukte en sommigen lopen de hele tijd rond met hun zwemvest
om. Verwachten zeker nog hoog water. De mensen raften hier op de Middele Fork
Flathead River. Na een tijdje gaan we verder, het laatste stuk naar Oost
Glacier. We hebben een Koa camping geboekt op St. Mary.
De 2 is een brede en mooie
weg en we gaan richting Marias Pass.
Deze pas gaat door de Rocky Mountains op een hoogte van 5213 feet = 1589 meter.
De weg doorkruist de Continental Divide in de Lewis Range, langs de grens
tussen de Lewis en Clark National Forest en de Flathead National Forest. De pas
vormt de zuidelijke grens van de Continental Ranges, een groep bergen van de
Rocky Mountains. Deze noordelijke Rockies gaan door tot diep in Canada.
Het Great Bear Wilderness in
Lewis en Clark National Forest ligt ten zuiden van de pas en Glacier National
Park ligt in het noorden. Tijdens de winter is deze pas de enige manier om de
Continental Divide zo noordelijk over te steken.
De pas werd in december 1889
aangelegd door John Frank Stevens, hoofdingenieur van de Great Northern
Railway. De pas bleek ideaal voor een spoorweg omdat deze aangelegd kon worden in
een breed en open dal. Verder was de rots redelijk zacht waardoor de spoorweg
makkelijker aan te leggen was. De spoorlijn volgt vanaf West Glacier eerst de
Middle Fork Flathead River en gaat vervolgens over de Cotinental Divide. Later
is de weg naast de spoorlijn aangelegd. De spoorlijn is nog steeds de
belangrijkste noordelijke transcontinentale lijn. Een standbeeld van John Frank
Stevens staat aan de top van Marias Pass waar ook een obelisk staat.
De Rocky
Mountains, kortweg de Rockies en ook wel het Rotsgebergte genoemd, is een
groot hooggebergte in het westen van Noord-Amerika. De Rockies beslaan een
gebied met een lengte van meer dan 4800 km vanaf New Mexico door de Verenigde
Staten naar Canada en Alaska. Het gebergte ligt tussen de Great Plains aan de
oostkant en heeft een serie bassins en laagtes aan de westkant. Het vormt de
Continental Divide, de waterscheiding tussen de rivieren die enerzijds in de
Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee en anderzijds in de Grote Oceaan
uitmonden. De hoogste top is de Mount Elbert in Colorado op 4402 meter boven
zeeniveau.
De Rocky Mountains maken deel uit van wat men de
Noord-Amerikaanse Cordillera noemt, een bergachtig gebied ten westen van de
Great Plains dat zich uitstrekt van Alaska tot in het zuiden van Mexico. De
Rockies onderscheiden zich hierin enigszins van bergketens als de Sierra
Nevada, de Cascade Range en de Pacific Coast Ranges, die allemaal westelijker
liggen.
Het gebergte werd 80 tot 55 miljoen jaar geleden
gevormd in het laramide orogenese periode. Erosie door water en gletsjers heeft
het gebied sindsdien omgevormd tot diepe valleien en steile bergtoppen. Op het
einde van de laatste ijstijd vestigden de eerste mensen zich in de Rockies.
Tegenwoordig zijn grote stukken van de bergketen beschermd als nationale parken
en bosgebieden. De Rocky Mountains zijn een populaire vakantiebestemming voor
wandelaars, kampeerders, bergbeklimmers, vissers, jagers en skiërs.
Al rijdend gaan we over de
Marias Pass en omdat de weg redelijk recht is en gelijkelijk omhoog loopt
hebben we geen idee dat we zo hoog zitten. De obelisk met het standbeeld van John
Frank Stevens hebben we niet gezien. Na de pas rijden we verder en komen we bij
het plaatsje East Glacier Park Village. Auto aan de kant en we lopen even door
het dorpje. We dachten dat het een
spannend western stadje zou zijn maar hier is niet veel te beleven. Op een beer
na die wel even wil poseren. Gebeurt er eindelijk eens wat. Nou met deze kun je
wel een hug doen. Aan de overkant is een gebouwtje en daar is informatie te
lezen over de Blackfeet Indians.
De naam Blackfeet, betekent eigenlijk "Mocassins die zwart zijn
geworden van de prairie as". Een mooie betekenis. Er braken wel eens
branden uit op de prairies. De indianen moesten dan verder trekken, soms ook
over verbrande stukken. Hun mocassins werden dan zwart van de as. In Nederland
wordt ook wel eens de naam Zwartvoetindianen gebruikt. De Blackfeet was een
typische vlakte stam en ze leefden in het grensgebied van noord-Montana en zuid
Alberta, Canada. De Blackfeet worden vaak verward met de Blackfoot. De naam
lijkt veel op elkaar maar de Blackfoot is één van de zeven sub-bands van de
Lakota. De oorspronkelijke naam voor de natie is Niitsitapi, hetgeen
"Oorspronkelijke Mensen" betekent en de Blackfeet Confederatie
bestond uit 4 verschillende stammen. De Pikuni (die zijn onderverdeeld zijn in
de “North en South Peigan”), de Káíinai
(of 'Blood') en de Siksikáwa (de eigenlijke Blackfeet).
Indian area's |
Net als veel andere stammen
kwamen ze uit het gebied van de grote meren. Over het algemeen gaat men er
vanuit dat het in de eerste instantie de Piegan waren die vanuit de meren naar
het westen trokken en daar op een agressieve manier de Shoshone verjaagden.
Deze Shoshone vertrokken naar de zuidwest hoek van Montana. De Flathead en
Kootenai werden ook uit het zelfde gebied verdreven en deze trokken nog verder
naar het westen.
Later kwamen de Bloods ook
naar het Westen en namen bezit van het noordelijke en zuidelijke deel. De
noordelijke Blackfeet kwamen als laatste en vormden zo een buffer met de Cree
en Chippewa. Als de Blackfeet verder trokken deden ze dat met honden die ze
bepakt en bezakt spullen lieten dragen of slepen. De Blackfeet kwamen voor het
eerst met paarden in aanraking toen zij in 1730 werden aangevallen door een
groep Shoshone te paard. Door de handel met de Flathead kwamen zij in het bezit
van hun eigen paarden. De Blackfeet leefden met name van de jacht op bizons,
visvangst en het verzamelen van bessen, noten en andere plantaardige
voedselbronnen. Tijdens de zomerjacht waren de jagers meestal gekleed in
vachten van dieren zodat de bizons hun menselijke geur niet zouden opvangen.
De eerste bewoners van de
Plains hadden geen paarden. Ze dreven de bizons en antilopen door een smal
toelopende doorgang naar een rotswand waardoor de dieren in het ravijn vielen.
Deze plek - die de Blackfeet
Estipah-Sikikini-Kots noemden, "Waar zijn kop werd ingeslagen" - was
ook een plaats van groot ceremonieel en ritueel belang. Voor men met het
opdrijven van de bizon begon werden de hogere machten aangeroepen, de geesten
van de bergen, de wind en de raaf, die de Blackfeet beschouwden als de meest
wijze vogel. Jaarlijks werden op deze plaatsen duizenden bizons gedood, vaak
zoveel dat niet al het vlees kon worden verwerkt. Veel werd gedroogd en
verwerkt tot pemmican, als wintervoorraad, en de huiden werden gebruikt voor
tipi's.
Pemmican was het noodvoedsel
op de Plains, met een zeer lange houdbaarheid. Het werd gemaakt door gedroogd
bizonvlees te mengen met gekookt vet en appelbessen (bittere bessen van een
plaatselijke heester). Met een grote stenen hamer werd het vlees geklopt tot
het bijna poeder was en werden de botten gespleten om er het vet uit te halen.
Pemmican was erg voedzaam en kon jarenlang bewaard worden.
Vaak werkten verschillende
jachtgroepen samen bij gunstige plaatsen zoals de Head-Smashed, In Buffalo
Jump. De bizonjacht zorgde ervoor dat de Blackfeet voorzien waren van voedsel
voor de winter en de zomer. De gehele bizon werd gebruikt voor het maken van
wapens en gereedschappen en de huiden werden gebruikt om er de tipi's mee te
bedekken en winterkleding van te maken.
De mannen waren gekleed in
lange gelooide, leren broeken, die omhoog werden gehouden door middel van een
riem. De vrouwen droegen lange jurken ook gemaakt van gelooid leer. In de zomer
waren de jurken zonder mouwen en in de winter met. De vachten van de bizons
werden winters met de bontkant naar binnen gedragen om hen te beschermen tegen
de ijzige winterkou. Van 1840 tot 1860 werden de diverse Blackfeet stammen iets
onafhankelijker van elkaar en onderscheidden zij zich ook steeds meer van
elkaar. Ook de gebieden waren inmiddels wat duidelijker. Rond 1870 waren er
zo'n 15.000 Blackfeet.
Blackfeet sign |
Blackfeet flag |
Ondanks het feit dat er
steeds meer stammen de vlakten op trokken en zij ook in het bezit van paarden
en vuurwapens waren, lukte het de Blackfeet toch een groot gebied in handen te
houden en waren zij de belangrijkste vlakten stam in het noorden. Net als de
meeste nomadische bizon- jagende stammen leefden zij tijdens de zomer op de
grote vlakten. Zij leefden daar in grote dorpen, gebouwd in een cirkel, met de
opvallende en karakteristieke tipi's waarvan de palen vaak 3 meter boven de
tent uit staken. In het midden was een ruimte vrij gehouden waar de ceremoniën
en beraadslagingen plaats konden hebben. In de winter leefden de Blackfeet in
het gebied van de Rocky Mountains, het huidige Glacier NP, en ze overwinterden
vaak aan de oevers van de Flathead Rivier. Daar hadden ze beschutting van de
wind en sneeuwstormen. Hier bestond het voedsel voornamelijk uit kleine herten,
zoals gaffelbok, eland elk, deer, en gedroogd bizon vlees een gevuld met
verschillen de vruchten.
De Blackfeet waren erg goede
kunstenaars, de tipi's werden beschilderd met typische Blackfeet patronen en de
ceremoniële kleding werd versierd met ingewikkelde patronen van borduurwerk,
kralen en verf. Dit beschermde hun tegen kwade geesten. Het geloof van de
Blackfeet, vertelt een verhaal over een oude man, Napi genaamd, hij was de
schepper van de wereld. De mannen van de stam namen deel aan de typische
zonnedans ceremonie en hadden vele speciale ceremoniën binnen hun
broederschappen. Ook de vrouwen hadden diverse genootschappen, met hun eigen
ceremonieën.
Mannen waren jagers en
strijders. Hun hoofdtaken zijn om voor eten te zorgen voor het hele volk en om
de hele gemeenschap te beschermen tegen mogelijk gevaar. Alleen mannen konden
leider worden.
Tegen 1800 trokken hordes
blanke kolonisten en toeristen de gebieden van de Blackfeet binnen. Deze
toeristen hielden zich veelal bezig met het voor de lol doden van de door de
Blackfeet zo benodigde bizons. Duizenden en duizenden bizons werden gedood, van
hun vacht ontdaan en dan achtergelaten om weg te rotten op de vlakten. Ondanks
het feit dat de Blackfeet hun thuisland met hand en tand beschermden tegen het
binnendringen van de blanke kolonisten, onderhielden zij toch goede banden met
de stropers die voornamelijk in de pelzen en vachten van de Blackfeet
handelden.
Indian reservations |
In 1870 vond één van de
ergste slachtingen van het Amerikaanse leger op de Indianen plaats, deze
slachting is bekend geworden als de Marias massacre. In de ochtend van 23
januari, werden 200 Piegans gedood, waarvan de meeste vrouwen en kinderen
waren. De Piegan waren leden van een vriendelijke stam en dus niet diegene naar
wie de Amerikanen opzoek waren. Nadat de slachting achter de rug was, gingen de
Amerikanen opzoek naar hun werkelijke doel, maar deze indianen waren natuurlijk
al lang en breed vertrokken. In de winter van 1883 stierven meer dan 800
Blackfeet de hongerdood als gevolg van het uitsterven van de bizons. De
Blackfeet die die winter overleefden gaven hun land op en trokken naar de
reservaten in Canada en Montana in ruil voor subsidies en vee van de overheid.
Er zijn gevallen bekend dat
de bizons doelbewust “uitgeroeid” zijn om de indianen te dwingen naar de
reservaten te trekken. Vandaag de dag leven vele Blackfeet indianen als veeboer
in Montana en Alberta, Canada. Omdat jagen en verzamelen onvoldoende middelen
van bestaan zijn (al spelen zij nog wel een belangrijke culturele rol) leven de
Blackfeet volkeren voornamelijk van akkerbouw en veeteelt, wat lichte industrie
en het maken van traditionele gebruiksvoorwerpen voor de toeristische markt.
Elk volk van de
Blackfeetnatie heeft een eigen leider. Zo komt het dat er 4 leiders zijn, die
samen overleggen wat er moet gebeuren. Voor de meeste beslissingen komen ze
samen en overleggen ze. Zo zijn de Blackfeet grotendeels autonoom ten opzichte
van de Amerikaanse en Canadese overheden en hebben ze hun eigen wetten en
politie. De leider heeft voornamelijk bestuurlijke taken en speelt slechts een
beperkte rol in de religie.
De Blackfeet Nation heeft
16.500 geregistreerde leden. De belangrijkste gemeenschap zetelt in Browning
met de tribale overheid. Andere steden zijn belangrijk voor de toeristische
economie en liggen langs de rand van het park zoals, St. Mary en East Glacier
Park Village, met een Amtrak station en het historische Glacier Park Lodge.
Kleine gemeenschappen vinden we in Babb, Kiowa, Blackfoot, Sevilla, Heart
Butte, Starr School en Glacier Homes.
De werkloosheid onder de
indianen in het reservaat is enorm, 69% van de geregistreerde leden is
werkloos. Daarvan leeft 26% onder de armoede grens. De belangrijkste bron van
inkomsten zijn de licenties van de olievelden (gas en olie) in het reservaat. In 1982 waren er 643 producerende oliebronnen
en 47 producerende gasputten. Ondanks deze inkomstenbron is het inkomen laag.
Het reservaat heeft ook een belangrijke toeristische industrie. Andere
economische activiteiten zijn veeteelt en een kleine houtindustrie.
North American Indian Days is
een jaarlijks festival gehouden op een pow wow terrein in Browing in de buurt
van het Museum van de Plains Indian.
Na ons verdiept te hebben in de
geschiedenis en ons ook cultureel hebben opgeladen gaan we weer verder,
richting camping. In Nederland hebben we al een plek gereserveerd op de Koa Glacier
Park bij St. Mary’s. Over de kortere route de 49 mogen we niet, tenminste die
is afgesloten. Jammer nu moeten we een heel eind, via Browing, omrijden. Het is
niet anders dus maar snel op weg. Het landschap wordt nu heel anders, veel
vlakker. Glooiend met veel gras, de bekende prairies. Waar we ook kijken, geen
bomen, geen huizen, geen fabrieken alleen maar gras, the plains. Daar door heen
een rechte weg .
Het plaatsje Browing komt bij
ons somber over. Rommelig, veel mobil- home parken waar de armoede van af
straalt. Wat er wel is, is een casino. Vreemd geen cent te makken en toch een
gokpaleis. Veel zien we trouwens niet van Browing. De weg gaat langs het
plaatsje. We gaan van de 2 af en over op de 89 richting Canada. Het weer slaat
om de lucht wordt steeds donkerder dus maar snel door.
De weg is eerst nog mooi
recht en glooiend dus kunnen we redelijk opschieten. Hoe verder we komen hoe
dreigender de lucht wordt. De bergen zijn bijna niet meer te onderscheiden van
de donkere wolken. Het begint te regenen en er zit ook natte sneeuw tussen. Dat
belooft wat. Het is niet te hopen dat we de komende dagen dit weer krijgen.
Nanda ziet het niet zo zitten, maar terug gaat ook niet. Dus doorzetten en we
wachten het maar af. Net voordat we naar Amerika gingen las ik op Alles Amerika
forum dat een stel bijna weggewaaid was van de camping bij St. Mary. Ze hadden
een aantal dagen last gehad van storm met sneeuw, regen en hagel. De route staat
goed aangegeven maar vooral het laatste stuk gaat niet echt snel meer. De weg
wordt smal en steil met veel bochten. Lastig rijden vooral in de regenbuien met
sneeuw. Gelukkig klaart het op en dat rijdt stukken beter.
Het is dan ook heel plezierig
dat we op de camping aangekomen en onze reservering kunnen laten zien. Voor ons
staan mensen die de hele reis gemaakt hebben, en dachten een plekje
gereserveerd te hebben en dat blijkt niet zo te zijn. Die moeten dus een
vreselijk lang eind weer terug rijden en hopen dat ze ergens anders een
plaatsje vinden in het park. Dat zal moeilijk worden want de Amerikanen hebben
ook vakantie dus het is druk. De camping is niet bijzonder. Zoals het landschap
kaal en open. Maakt niets uit we hebben een plekje. Even kijken waar we moeten
staan en dan gaan naar het park zelf. Het is nog redelijk vroeg in de middag en
dan kunnen we nog mooi even naar het Visitor Center.
Het is niet ver rijden. Stukje
terug rijden en in het plaatsje St. Mary slaan we af, het park in. Over de
Going to the sun Road richting informatiecentrum. Hier vragen we of de tochten
die we op het oog hebben op dit moment toegankelijk zijn. De meeste wel, maar
een enkele route is nog afgesloten omdat er schade is ontstaan door de hevige
sneeuwval in de winter. We zitten vrij hoog en de winter is hier nog maar net
voorbij. Treffen wij het: maken we een dubbel voorjaar mee! Er draait ook een
film van het park en die bekijken we ook even. Valt ons een beetje tegen. Verder
kijken we nog even naar het bus shuttle systeem. Hoe laat de bussen vertrekken
en welke haltes er allemaal zijn. Verder is er niet veel te zien en we
besluiten terug te gaan naar de camping. Net op tijd staan we weer op ons
plekje. De lucht wordt weer donker en we worden weer getrakteerd op regen en
natte sneeuw, maar na afloop we op prachtige mooie gekleurde avond lucht. Moarn sjogge wy
wol wer. Gereden 205 mile = 328 km
.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten